MIFARE DESFire (reeds gebruikte kaart)

Voor MIFARE DESFire worden bovendien bepaald:

  1. Type kaart: MIFARE DESFire
  1. Lees de kaart uit of raadpleeg de datasheet.
  2. Full Report wordt weergegeven.
  3. Bepaal de beschikbare geheugenruimte (paragraaf # Memory information).
  4. Op deze kaart is niet meer de volledige geheugenruimte beschikbaar. Hieruit kan worden geconcludeerd dat minstens één andere toepassing actief is en geheugenruimte in beslag neemt.
  5. Bepaal uit het Full Report de app-ID's van de reeds beschikbare toepassingen:
  6. De app-ID 0 is af fabriek bezet, de app-ID 1 is een externe toepassing met 192 byte geheugen.
  7. Selecteer in het dropdownmenu Type kaart de invoer Mifare Desfire.
  8. Ga na of u een doorgangslijst of een virtueel netwerk voor uw kaarten nodig hebt.
  9. Zo ja : u hebt een AV-sjabloon nodig (="Audit trail en "Virtual network").
  10. Bepaal de grootste kaartconfiguratie die in de beschikbare geheugenruimte past (zie Kaartsjablonen – voorbeeld voor AV: MD4000L_AV met 1600 byte).
  11. Selecteer in het dropdownmenu Configuratie de zojuist bepaalde configuratie (voorbeeld: MD4000L_AV).
  12. Geheugenvereisten toont het benodigde geheugen op de kaart.
  13. Sluiting ID's toont het aantal mogelijke sluitelement-ID's voor deze kaart (AXM Classic wijst automatisch Lock-ID's toe, hierbij worden LID 0-127 voor interne functies gereserveerd). Voor achtergrondinformatie zie Kaarten en sluitielement-ID's.
  14. Controles in het protocol toont het aantal mogelijke vermeldingen op de doorgangslijst (alleen voor AV-sjablonen).
  15. Aantal vermeldingen voor sluitelementen in de matrix wordt beperkt tot het aantal mogelijke sluitelement-ID's. Daarbij kunnen sluitelementen ook meer dan één invoer verbruiken, bijv. vrij draaiende Digital Cylinder AX.
  16. Doorgangslijst wordt roulerend overschreven, is dus niet beperkt.
  17. Virtueel netwerk is mogelijk.
  18. Klik bij de parameters naast AppId op de button Bewerken.
  19. Het venster Parameterwaarde invoeren gaat open.
  20. Voer in het veld Nieuwe waarde een niet bezette app-ID als decimale waarde in (in het voorbeeld zijn 0 en 1 bezet – 2 is dus mogelijk).
  21. OPMERKING

    notice

    Aantal toepassingen voor DESFire EV1 en EV2

    MIFARE DESFire EV1 ondersteunt maximaal 28 toepassingen (0-27). De hoogste app-ID is daarom app-ID 27.

    MIFARE DESFire EV2 heeft hier geen beperking.

  22. Klik op de button OK.
  23. Het venster gaat Parameterwaarde invoeren dicht.
  24. Klik bij de parameters naast CryptoMode op de op de button Bewerken.
  25. Het venster Parameterwaarde invoeren gaat open.
  26. Selecteer in het dropdownmenu Nieuwe waarde de invoer AES.
  27. Klik op de button OK.
  28. Het venster gaat Parameterwaarde invoeren dicht.
  29. Klik bij de parameters naast PiccCryptoMode op de button Bewerken.
  30. Het venster Parameterwaarde invoeren gaat open.
  31. Selecteer in het dropdownmenu Nieuwe waarde de invoer AES.
  32. Klik op de button OK.
  33. Het venster gaat Parameterwaarde invoeren dicht.
  34. Bewerk de PiccMasterKey alleen als de PiccMasterKey niet op een standaardwaarde is ingesteld door de fabrikant.
  35. Uw AXM Classic bepaalt zelf de juiste PiccMasterKey. Wanneer u een PiccMasterKey opgeeft, zal de AXM Classic alleen deze gebruiken en er geen vaststellen.
  36. Klik op de button Voltooiing van.
  37. Het venster gaat Vergrendelingssysteem dicht.
  1. Kaartconfiguratie opgeslagen.

OPMERKING

notice

PiccMasterKey in het hele sluitsysteem gelijk

Binnen een sluitsysteem moet voor alle kaarten dezelfde PiccMasterKey worden gebruikt.

Bij gebruikte DESFire-kaarten kunnen ook de volgende verschijnselen optreden: