Sluitsysteem aanmaken

Met de AXM Classic hebt u de vrijheid om meerdere sluitsystemen te gebruiken (achtergrondinformatie over het onderwerp sluitsystemen, zie Sluitsystemen).

Uw eerste sluitsysteem hebt u waarschijnlijk al met de wizzard na de eerste start van uw project aangemaakt (zie Eerste stappen na de installatie). Andere sluitsystemen maakt u aan in de tab Vergrendelingssystemen:

LET OP

Sluitsysteemwachtwoord toegankelijk en veilig bewaren

Het wachtwoord van het sluitsysteem is het belangrijkste wachtwoord. Om veiligheidsredenen kan ook SimonsVoss geen enkele component zonder wachtwoord van het sluitsysteem of back-up resetten. Er bestaat geen generale sleutel.

Componenten waarvoor geen sluitsysteemwachtwoord meer bekend is of dat via een back-up kan worden hersteld, kunnen niet meer geprogrammeerd worden. Ze moeten gecompliceerd uit sloten worden verwijderd en afgevoerd.

  1. Zorg ervoor dat het wachtwoord van het sluitsysteem te allen tijde door bevoegde personen kan worden ingezien en/of toegankelijk is.
  2. Houd daarbij ook rekening met voorspelbare gebeurtenissen (bijv. sluitsysteembeheerder gaat met pensioen) en onvoorziene gebeurtenissen (bijv. sluitsysteembeheerder neemt ontslag).
  1. AXM Classic geopend.
  1. Klik op het oranje AXM-symbool .
  2. AXM-lijst klapt open.
  3. Selecteer in de groep INSTELLINGEN de invoer Vergrendelingssystemen.
  4. Het tabblad Vergrendelingssystemen met een overzicht van alle sluitsystemen in de database gaat open.
  5. Klik op de button Nieuw.
  6. Het venster Vergrendelingssysteem gaat open.
  7. Voer in het veld Naam een naam in voor uw sluitsysteem.
  8. Selecteer in het dropdownmenu Type welke identificatiemedia uw sluitsysteem moet ondersteunen (Alleen de transponder, Alleen kaarten of Transponders & Kaarten).
  9. OPMERKING

    notice

    Kaarten niet uit 'voorzichtigheid' activeren

    Kaarten (of RFID-inlays, tags enz.) hebben een beperkte geheugenruimte. Daarom kan slechts een beperkt aantal sluiting-ID's uit uw sluitsysteem met kaarten worden gebruikt (zie Kaarten en sluitielement-ID's). Het exacte aantal vindt u in het hoofdstuk Kaartsjablonen – de sluiting-ID's 0 tot 127 zijn voor interne doeleinden gereserveerd.

    Voorbeeld: MC1000L_AV gebruikt de sluitelement-ID's 0-1127. U kunt wel 64.000 sluitelementen aanmaken en voor transponders gebruiken, maar slechts 1.000 daarvan voor uw kaarten gebruiken (namelijk die met een sluitelement-ID tussen 128 en 1127).

    1. Selecteer Transponder, als u verwacht dat u geen kaarten of vergelijkbare RFID-identificatiemedia zult gebruiken.
    2. Activeer kaarten indien nodig later (zie Kaarten of transponders vrijschakelen).
  10. Bij Alleen kaarten of Transponders & Kaarten wordt het tabblad Kaartconfiguratie weergegeven.
  11. Geef desgewenst in het veld Beschrijving een beschrijving in.
  12. Wanneer u PinCode-toetsenborden in uw sluitsysteem wilt gebruiken: klap het menupunt Opties uit en vink het hokje PinCode-toetsenborden gebruiken aan.
  13. Klik op het tabblad Wachtwoord
  14. Het venster gaat naar het tabblad Wachtwoord.
  15. Voer in het veld Wachtwoord het wachtwoord van het sluitsysteem voor uw nieuwe sluitsysteem in.
  16. Herhaal het wachtwoord van het sluitsysteem in het veld wachtwoord bevestigen.
  17. Een gekleurde balk geeft aan hoe veilig uw wachtwoord is.
  18. Wanneer uw sluitsysteem het type Alleen de transponder heeft, bent u nu klaar.
  19. Ga met de button Extra vergrendelingssystemen naar het volgende tabblad of sluit de invoer af met de button Voltooiing van .
  20. Het venster gaat naar het tabblad Kaartconfiguratie.
  21. Voer hier uw kaartconfiguratie in (voor de kaartconfiguratie zie Kaartconfiguratie aanleggen).
  22. Klik op de button Voltooiing van.
  23. Het venster gaat Vergrendelingssysteem dicht.
  1. Nieuw sluitsysteem wordt opgesomd.

Informatie over de volgorde van de opbouw van uw sluitsysteem vindt u hier: Best practice: sluitsysteem opbouwen.